Verricht geen endoscopische surveillance bij patiënten met een laag risico Barrett-oesofagus
Aanbeveling-2: Volg het volgende surveillance protocol bij patiënten met een Barrett-oesofagus:
• Voer geen endoscopische surveillance uit bij patiënten met een laag risico Barrett-oesofagus*. Uitzondering hierop vormen patiënten met een laag risico Barrett met de diagnose voor het 50e levensjaar, dan is een enkele surveillance gastroscopie geadviseerd op de leeftijd van 55 jaar.
Deze patiënten dienen gemonitord te worden middels een landelijk prospectieve registratie.
• Voer 1x per 3 jaar surveillance uit bij patiënten met een matig risico Barrett-oesofagus*, tot een leeftijd van 75 jaar of tot het moment dat de levensverwachting korter dan 5 jaar wordt ingeschat. Deze endoscopische surveillance dient bij voorkeur te gebeuren door endoscopisten met specifieke interesse in Barrett-oesofagus, op geoormerkte endoscopieprogramma’s.
• Verwijs patiënten met een hoog-risico Barrett-oesofagus* naar een Barrett expertisecentrum.
*Laag risico: Barrett-oesofagus met (1) een maximale (“M”) uitbreiding <5cm, (2) zonder aanwezigheid of voorgeschiedenis van dysplasie, dat wil zeggen geen bevestigde diagnose van indefinite of LGD in de laatste twee jaar en in de laatste scopie, en geen HGD of adenocarcinoom, bij biopten genomen volgens het Seattle protocol, en (3) zonder eerstegraads familieleden met adenocarcinoom van de slokdarm.
Matig risico: Barrett-oesofagus met een maximale uitbreiding ≥5<10cm, en/of positieve familieanamnese voor adenocarcinoom van de slokdarm maar zonder aanwezigheid of voorgeschiedenis van laaggradige of hooggradige dysplasie bij biopten genomen volgens het Seattle protocol.
Hoog risico: Barrett-oesofagus met een maximale uitbreiding ≥10cm, en/of de aanwezigheid van laaggradige of hooggradige dysplasie in het heden of verleden.
Zie stroomschema Surveillance Barrett-oesofagus.