Chemohyperthermie bij patiënten met een intermediair of hoog risico papillair (Ta T1) niet-spierinvasief blaascarcinoom (update)
Chemohyperthermie is effectieve zorg conform stand van de wetenschap en praktijk bij:
- patiënten met een intermediair of hoog risico papillair (Ta T1) niet-spierinvasief blaascarcinoom zonder carcinoma in situ (CIS), die BCG-immunotherapie hebben gehad, maar bij wie BCG niet succesvol was;
- patiënten met een Ta of T1 niet-spierinvasief blaascarcinoom zonder CIS, die in aanmerking komen voor BCG-immunotherapie, maar die een contra-indicatie hebben voor BCG of voor wie BCG niet beschikbaar is, als deze patiënten anders zouden zijn aangewezen op een radicale cystectomie (blaasverwijdering).
Omdat het positieve standpunt alleen geldt voor een specifieke groep patiënten met een NMIBC, namelijk patiënten met een intermediair of hoog risico NMIBC zonder CIS die een indicatie hebben voor een radicale cystectomie, vragen wij de beroepsgroep (NVU) een indicatiedocument op te stellen met heldere, eenduidige criteria voor behandeling met CHT passend bij de conclusies van dit standpunt. Dit heeft als doel omgepast gebruik van CHT te bevorderen. In dit indicatiedocument kunnen zowel BCG refractaire patiënten meegenomen worden, als patiënten die intolerant zijn voor BCG immunotherapie, en patiënten die in aanmerking komen voor BCG immunotherapie, maar een contra-indicatie hebben of geen BCG immunotherapie kunnen ontvangen vanwege een tekort aan deze behandeling, voor zover er een indicatie voor een radicale cystectomie bestaat.
Daarnaast vinden wij het belangrijk dat patiënten goede voorlichting krijgen over de voor en nadelen van het toevoegen van CHT aan de stepped care behandeling: met CHT kan een radicale cystectomie bij een groot deel van de patiënten uitgesteld of voorkómen worden, maar daar tegenover staat een hoger risico op een recidief of ziekteprogressie, en daarmee een grotere kans op de noodzaak voor vervolgbehandeling. Daarom vragen wij de beroepsgroep en de patiëntenverenigingen om gezamenlijk ‘samen beslissen’ informatie, en eventueel een keuzehulp te ontwikkelen waarmee de patiënt een goed geïnformeerd besluit kan nemen over de voor de betreffende patiënt best passende behandeling.